In Nederland wordt textiel niet alleen gerecycled maar ook hergebruikt. Het verschil tussen hergebruik en recycling is dat bij hergebruik het product min of meer in onveranderde toestand, eventueel na reparaties, weer opnieuw wordt gebruikt. Bij recycling wordt juist het materiaal waarvan een product is gemaakt weer opnieuw gebruikt.
In Nederland is in 2006 ongeveer 62.000 ton textiel apart ingezameld. Bedrijven zijn voor hun aparte inzameling van textiel zelf verantwoordelijk. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het inzamelen van textiel bij huishoudens. De overheid hanteert de volgende definitie van textiel:
• kleding of delen van kleding
• vloerbedekking van textiel en tapijten
• overig textiel zoals grote lappen (min. 25x25 cm), handdoeken en dekens.
Schoeisel valt niet onder de scheidingsregel en daarom ook niet onder de inzameltaakstelling. Of schoeisel apart wordt ingezameld, is afhankelijk van de inzamelaar (bron Agentschap NL).
Gemeentes plaatsen inzamelbakken of laten dat over aan inzamelbedrijven. Deze bedrijven verkopen het textiel in de meeste gevallen aan sorteerbedrijven. In bepaalde gevallen hebben de inzamelbedrijven hun eigen sorteercentra. In sorteercentra wordt kleding die draagbaar is geselecteerd naar categorie (dames,- heren of kinderkleding) en naar materiaalsoort (bijvoorbeeld, katoen, nylon of wol). Deze kleiding wordt naar ontwikkelingslanden geëxporteerd.
Kleiding die niet meer opnieuw kan worden gebruikt, wordt in rechthoekige lappen gesneden en ontdaan van knopen, ritsen en dergelijke. Deze lappen worden als poetsdoeken gebruikt in machinefabrieken, drukkerijen en garages. Textiel wordt ook als materiaal ingezet in voor de productie van:
• vilt voor geluidsabsorptie
• dekens
• garens voor vloerbedekking
In 2003 werd ongeveer 8% van het ingezamelde textiel verbrand omdat het niet bruikbaar voor recycling was.